donderdag 31 januari 2013

De grote K...

Ik ben al een tijdje in Palmerston North, waar ik tien jaar geleden woonde. Al mijn vrienden zijn geëmigreerd naar interessantere oorden, en ik neem het hen niet kwalijk, maar Ron en Rosemary en Warrick, mijn gezinnetje, zijn nog hier. Ik zit goed en ben rustiger dan ik in jaren ben geweest. Maar zij niet... Al een week wachten ze op resultaten van een biopsie van een gezwel in Ron's maag. Vandaag belde de dokter, terwijl ik op de computer was aan het vloeken om te ontdooien. Ik ben opgestaan en weggegaan, want ik voelde mij een indringer en wilde Ron's gezicht niet zien toen hij het hoorde... Kanker...
Rosemary is deze ochtend gaan zwemmen en elke keer ze erna wilde douchen en zich aankleden kwam er iets tussen, telefoon, was, email, kuisen, koken, eten... Ze zat dus na het horen van het vreselijke nieuws in haar badpak (het is zo warm) in de zetel te huilen, met mijn zonnebril op (om haar ogen te verstoppen omdat haar brilglazen binnen niet donker worden en ze alleen maar dat soort brillen heeft). Een onwerkelijk zicht. Ron probeerde haar als een geslagen hond te troosten terwijl hij in de verte staarde en hij leek plots zo oud en klein. Een minuut later schaterde ze om wat Ron's kleindochter op facebook had gezet. Ik probeerde ondertussen buiten de pluisjes die mijn papierenzakdoek op mijn was had achtergelaten te verwijderen en het is zo onwerkelijk, maar het voelde als het nuttigste dat ik ooit heb gedaan. Ook al was de scène zo tragisch, het voelde op een of andere manier zo perfect, zo juist. Ik heb er geen woorden voor en kan alleen maar concluderen dat liefde dit huis overspoelt en zo zelfs de grootste tragedies overheerst. Ron zei mij wat later, terwijl we naast elkaar waren aan het lezen ook plots: 'Het enige dat ik zou missen is Rosemary.' En ik moest haar mijn zonnebril terugvragen.
Deze avond is Warrick, de zoon, komen eten. Het was de meest fantastische maaltijd uit mijn leven, want iedereen was perfect gelukkig, ook al zit er iets vies in Ron's buik, waren Rosemary's ogen roodomrand en wist Warrick geen blijf met zichzelf. Iedereen had moeite gedaan om iets lekkers te maken en Ron had rosé voor mij gekocht ondanks het feit dat naar de supermarkt stappen vreselijk vermoeiend voor hem is. Iedereen lachte en Rosemary had heerlijke fruitsla gemaakt, maar toch zijn Warrick en ik na het hoofdgerecht cheese cake gaan halen voor iedereen omdat Ron erover sprak en zijn ogen oplichtten als zonnetjes. Tegen die tijd had ik al drie glazen rosé op, een aantal onder u weet wat dat betekent (croissants en aaitjes), maar hier is een AS zonder grenzen een nieuwigheid, tot grote hilariteit van mijn gezelschap. En de dag die zo'n surrealistische wendingen had genomen kan alleen maar eindigen in geschater en in mijn geval roze olifanten en een hunkering naar croissants. Het leven is iets raars...

zaterdag 26 januari 2013

As in Nieuw Zeeland

Het is laat, ik ben moe, er vliegen constant twee achterlijke motten tegen mijn lamp en ik wil ze gewoon uitknippen om van dromenland te genieten. Maar het is weer even geleden en als ik het nu niet doe, doe ik het niet. Bloggen dan. 
Ik zit in een nieuw soort flow. Ik kan het moeilijk omschrijven, maar het voelt een beetje als een winterslaap. Raar, aangezien het hier mega zomer is. Zon, warmte, zomerkleedjes, frisse drankjes... Misschien ben ik gewoon helemaal ontspannen en was ik vergeten hoe dat voelt. 
Ik bevind mij in dezelfde omgeving als exact tien jaar geleden, toen ik hier woonde. Hetzelfde huis, dezelfde kamer, hetzelfde bed, dezelfde mensen. Mocht God bestaan, hij zou zien dat het goed is.
Ik ben vorige maandag aangekomen. Zonder stem, want vallingen krijg je ook in de zomer blijkbaar, maar werd meteen in de warme armen van Ron en Rosemary onthaald, mijn gastouders van tien jaar geleden. Dat was in Auckland. Ze hadden mij al verwittigd dat ik een nachtje op de mini zeilboot zou moeten doorbrengen en ik had mij voorbereid op het ergste, alleen om verrast te worden door een super zeiljacht waar ik zelfs in recht kon staan en een bangelijk bed in had. De dobberende boot wiegde mij al snel in slaap. Midden in de nacht echter werd ik wakker door een knetterend geluid (er was een oorstop uitgevallen en waarschijnlijk weer ergens in mijn haar gesmolten). Het klonk als die snoepjes die op je tong knetteren en er wat in pitsen, of een zacht brandend haardvuur. Vuur?! Hysterisch en zonder stem fluisterde ik moord en brand, vooral dat laatste. Ik zag mezelf verbranden EN verdrinken, de twee meest angstaanjagende en tegengestelde manieren om te sterven in mijn hoofd waren als een shampoo en conditioner één geworden. Kon het zijn? Uiteraard niet, ik typ dit niet als de godin waarin ik in mijn volgend leven zal terugkomen. Het was blijkbaar kril. 's Nachts komt kril tot leven en rond de boot spetteren, kleine (sp)etters. 
Uiteraard kon ik niet meer slapen na die mentale NDE. Komt daar nog eens bij dat Ron snurkt en om de vijf voet naar het toilet moest en overal tegenliep (hij is bijna 80 en heeft slecht zicht, is te doof om zijn eigen lawaai te horen en heeft maar een nier, dus ik vergeef het hem), en mijn oorstop vermist werd. Maar ik was zo ongelooflijk gelukkig dat ik ook deze uitdaging weer had overleefd en het leven mij gunstig gestemd was. Ooit wordt hier een film over gemaakt... Memoirs of a drama queen.

donderdag 17 januari 2013

Allemaal beestjes


Eigenlijk, en ik ga open kaart spelen, vind ik al wat leeft buitengewoon fenomenaal... vanop afstand. Hoe minder ik word aangeraakt of benaderd door iets vreemds, of gewoon levend, hoe beter. Een hagedis en slang mogen wezen, maar niet dichter dan 5 meter. Vissen mogen zwemmen, maar niet tussen mijn benen en ik moet ze ten allen tijden kunnen zien. Krokodillen mogen drijven, maar moeten zich koest houden, vogels vliegen er maar op los maar moeten het niet wagen hun kakjes op mij te mikken of voor mijn autowielen te blijven treuzelen en alle zoogdieren mogen bestaan zolang ze mij niet in de weg lopen. Zij die mij heel goed kennen weten dat ik ook menselijke aanraking graag limiteer en dat het dus niets persoonlijks is, ik heb gewoon graag minstens twee meter diameter rond mij vrij van al wat ademt. Met het openbaar vervoer reizen is voor mij een neurotische uitdaging. (Misschien dat de meesten onder u nu begrijpen waarom China zo zwaar was). 
Ik heb mij hier moeten aanpassen. Mijn vrouwelijke collega-archeologen bevonden zich onlangs in Saudie Arabië en moesten er rondlopen als schaakpionnen, wel ik moest mij hier benedenonder aanpassen aan de nabijheid van levende wezens. Hagedissen en slangen liepen mij voor de voeten op Fraser Island, maar ik kwam hen bezoeken, dus zij hadden voorrang. Vissen waren alomtegenwoordig aan The Great Barrier Reef en ik moet zeggen dat ik niet uit het water te krijgen was. Snorkelen, duiken en weer snorkelen omdat die prachtige diertjes in hun prachtige omgeving mij gewoon zo ontroerden. Nogal vervelend, daar mijn duikbril constant aandampte en ik dan knotsenbol deed met andere snorkelaars. Ik moet het toegeven, het is een wondere wereld daar ondiep in de zee. Heel de cast van Finding Nemo tegengekomen trouwens! Het is er zo ongelooflijk dat ik het nog niet van mijn verlanglijstje kan schrappen, gewoon omdat ik nog eens terugmoet.
Ik ben ook krokodillen tegengekomen, in Proserpine river. Nogal impressionant, maar vooral schattig, want er waren veel baby'tjes langs de oever te zien. Ik kan met mijn relatief groot brein nog altijd niet vatten hoe die beesten, met een brein de grootte van een pinda, zoveel ontzag inboezemen. Ze zijn echt alleen gevaarlijk voor dronken Australiërs en consoorten. Omvallende drankautomaten doden per jaar meer mensen dan kroks, slangen en haaien samen in dit land. Dat zijn pas statistieken!
Kangoeroes, de meest absurde en prachtige vogels en rare koeien vullen het lijstje verder aan net als de dieren die zich momenteel rondom ons bevinden. We hebben de kust achtergelaten en bevinden ons momenteel in een paalwoning/boomhut in het regenwoud. Ik ben daarnet de schildpadden gaan eten geven in de rivier en heb drie uur in stilte gewacht op het vogelbekdier dat zou gaan avondeten. Uiteraard moest mijn immer lawaaierige vader het proces vertragen, ik denk dat hij de meest bizarre soort is die hier rondloopt, zeer bedreigd en bedreigend... Maar ik heb dat dier dus gezien. Bij schemer, hetgeen de observatie bemoeilijkte, maar het is zwart, niet zo groot en beweegt zich sierlijk door het water op zoek naar eten.
Over eten gesproken... Onze boomhut is voorzien van een bbq, dus mijn zus en ik waren bbq eten gaan halen. Nadat mijn vader hem na een kwartier aan de praat kreeg en er tijdens dat proces in is geslaagd zijn rechterarmhaar weg te branden alsook zijn hoofdhaar lichtjes te schroeien, man dat stinkt, was ik van hot naar her aan het lopen om het avondeten gereed te maken. Ondertussen was er een posse possums (buidelratten) komen opdagen en waren die de doosjes met vogelzaad aan het openpeuteren en leegeten. Mijn vader vond het belangrijker zijn cameralenzen te switchen om fotos te trekken van het tafereel dan om de dieren te wijzen op het feit dat de zaadjes niet voor hen waren. Ik was dus aan het rennen tussen de bbq en het fornuis om in de potten te roeren en alles om te draaien en was ondertussen een platte banaan aan het schillen om de possums af te leiden van wat niet voor hen was. Handen vol platte banaan, rauwe kip, maïskolfdraden en paprikazaadjes. Laat ons zeggen dat ik meteen na het eten ben ingeslapen. Toen ik snachts naar het toilet moest, ben ik een kikker in de kamer tegengekomen. Ik was te suf om hem naar buiten te brengen, maar de rest van de nacht heb ik niet kunnen slapen uit angst dat hij in mijn bed zou springen. Maar zo verleg ik mijn grenzen dus elke dag een beetje meer!

maandag 14 januari 2013

Het leven zoals het is: Australië


Een aantal dagen geleden, vraag mij niet precies wanneer, de hitte zorgt ervoor dat mijn geheugen nogal snel kortsluit, hebben we heel de dag in de auto doorgebracht. We wilden van Fraser Island helemaal naar Airlie Beach rijden. Een ambitieus project waar we hopeloos in zijn gefaald, allemaal dankzij de ontelbare wegenwerken in dit land van de tweebaanvakautosnelwegen. En daarmee bedoel ik één in elke richting. Als er dus wegenwerken zijn, moeten beide richtingen over een versmalde rijstrook. Over die versmalde rijstrook kan een  Australiër met de gemiddelde buikomtrek van duizenden pinten amper wandelen, laat staan dat er twee auto's over kunnen. Dit probleem wordt opgelost door aan beide uiteinden van de werken een individu te zetten met in de hand een bord met aan de ene kant stop en de andere kant slow. Om de beurt mogen de verschillende richtingen dus over de rijstrook. Net op het stuk dat we dus eens goed wilden doorrijden waren er minstens op 20 plaatsen werken aan de gang en telkens stonden we voor een persoon met een stopbord. Motor af, airco af, smelten van het brein, tien minuten wachten, motor op, airco op, stollen van het brein, kruipend aan een half per uur over de versmalde rijstrook, op naar het volgende bord-mens, die volgens mij nog net voldoende gestold brein over had om het bord af en toe om te draaien. Honderden kilometers zijn we niets tegengekomen, tenzij koeien, hekken, wegplakkaten die ons waarschuwden voor de dood door saaiheid en... wegenwerken. Waar is het bouwverlof als je het nodig hebt? De tocht werd niet opgevrolijkt door knappe surfers, maar eerder onaangenaam verstoord door Australiërs die door mijn zus perfect werden geportretteerd als Britten met een zonneslag.
We hadden al vrij snel door dat we ons vooropgesteld doel niet zouden halen. Aangezien we een paar avonden ervoor kletterende ruzie hadden omdat we pas veel te laat een slaapplaats hadden gevonden was het voor ieder van ons cruciaal voor het vallen van de nacht (zes uur) een bed te bemachtigen. Uiteindelijk zijn we aangekomen in Carmila, een gehucht van 450 inwoners waarvan meer dan de helft werd geplaagd door genetische afwijkingen. Op weg naar de enige pub in Carmila, een mens MOET eten en drinken, passeerden we de grote laan, van 15 m breed (dan kunnen ze plots wel vier rijvakken voorzien) met de bibliotheek van drie vierkante meter, de kerk van vier vierkante meter en het politiekantoor/huis van de enige flik/gevangenis/speeltuin (huh?). Op deze Avenue kwamen we Jeff en zijn maat tegen. Uiteraard moest ik even polsen hoe het was om in Carmila te leven. Niet al te slecht blijkbaar. De mensen met de meeste genetische afwijkingen leefden in de bergen, de flik was streng, hij had Jeff's rijbewijs afgepakt omdat hij dronken achter het stuur had gezeten, in de negentien jaar dat hij er leefde had hij één keer een passagierstrein aan het mini station weten stoppen en dat was wanneer zijn zus erop moest kruipen en de gevangenis werd af en toe gevuld door zwervers... Zwervers? Waren die hier dan? 
Zijn wij zwervers, Jeff? 
Neen, zwervers hebben een groot mes! En hij beeldt met zijn handen ongeveer vijftig centimeter uit. 
Gaan we zwervers tegenkomen als we terug naar het motel wandelen, Jeff? 
Neen, jullie zijn hier super veilig! 
Buiten de mesdragende zwervers en de rare mensen, Jeff?
Schaapachtige glimlach en stilte.
Ik kon de rest van de avond aan niets meer denken dan aan de film Deliverance (niet naar kijken) maar dankzij de afgrijselijke locale rum en de twee pintjes heb ik die nacht als een roos geslapen. Dit mensen, is het echte Australië!

zondag 13 januari 2013

Fraser Island


Donderdag 11 januari had ik het gevoel met twee invaliden op pad te zijn. Geen van beide heeft (tot dusver) een gehandicaptesticker, maar toch had ik op zo een felbegeerd plekje geparkeerd als ik met dit gezelschap in 't stad was gaan flaneren, hoewel van flaneren waarschijnlijk niets in huis was gekomen. Eerder strompelen, of neen kruipen... Op zo een plankje met wieltjes.
Invalide nummer één: mijn vader. Hij bewoog zich voort als een verroeste robot die een trap in zijn edele delen had gekregen en hoestte zich ondertussen de longen uit het lijf, want ja, wie krijgt er nu GEEN angine bij dertig graden? ZUCHT nummer één.
Invalide nummer twee: mijn zus. Ook zij was niet bepaald de elegantie zelve en viel uit elkaar. Opgegeten door zandvliegen met blijnen aan de voeten, bloeduitstortingen op de benen en met pijn wegens het gebruik van spieren die blijkbaar bestaan.
Reden? De dag ervoor had Danaé het lumineuze idee om te gaan wandelen op een eiland waar iedereen met de 4x4 naartoe komt omdat het zo groot en anders vrijwel onbegaanbaar is. Voor wie Danaé niet kent... ze heeft goede ideeën, maar haar lumineuze ideeën zijn negen van de tien desastreus en hebben de mogelijkheid de wereld van licht te ontdoen. Ze had zin in wat lichamelijke beweging (ZUCHT nummer twee) en ging een wandelingetje maken van 12.5 km heen richting een prachtig meer in het midden van het zandeiland, terugkomen zou ze ook wel, dacht ze, ze ging wel zien. Zo gezegd zo gedaan. De dag erna is ze om zeven uur vertrokken met sleffers aan de voeten en een rugzak vol eten en drinken (meer had ze volgens zichzelf niet nodig). Helemaal geëquipeerd om op avontuur te gaan. ZUCHT nummer drie.
Een uur later ben ik uit miserie maar gevolgd, want een 4x4 huren was onwaarschijnlijk duur en het mannetje achter de balie onwaarschijnlijk irritant. Dan wandel ik nog liefst 25km heen en terug dan dat die een cent aan mij verdient. Mijn vader besloot om mee te gaan, nog beter geëquipeerd dan mijn zus... Met een camera, en een aantal extra lenzen. Alles wat een mens nodig heeft voor een trektocht in een tropisch klimaat. ZUCHT nummer vier. Aangezien ik reeds stapdagen van 50km op mijn palmares heb staan weet ik dat 25km een fameuze afstand is. Met een zak met een beetje eten, veel drinken, een handdoek, een sjaal tegen de zon, en een extra paar schoenen zou het wel goedkomen voor mij. 
De tocht was zwaar. In zand, op en neer, in de hitte, over omgevallen boomstammen, onder omgevallen boomstammen met een vader zonder veel uithouding en veel artrose, maar het ging. Eens aangekomen aan het prachtige meer, na 2 uur en 15 minuten, zagen we Danaé liggen. Het moment dat ze ons in het oog kreeg zal ik nooit vergeten. Ze reageerde als een kind dat de Sint tegenkomt in mei. Ze dacht dat we met de auto waren gekomen en haar een lift terug zouden geven. Haar tocht was niet zo vlot gegaan. Verloren gelopen, zonnebril verloren, sleffer stukgelopen, doodsangsten dat ze een roedel dingo's zou tegenkomen... ze had uiteindelijk een lift gekregen nadat ze helemaal verbouwereerd op de weg was gaan zitten eens ze door had dat ze volgens de bordjes nooit dichter dan 6 kilometer bij het meer kwam en dus waarschijnlijk rondjes was aan het lopen.
Het leek mij dat beide wandelpartners niet echt uitkeken naar de terugtocht, maar wat ze missen in avontuurlijkheid hebben ze in overvloed aan doorzettingsvermogen. Ik was blij met mijn extra paar schoenen (helaas ook sleffers) voor mijn zus die op brandend zand liep en geen kik heeft gegeven en mijn handdoek diende als schaduwmaker voor mijn vader, die hijgend, piepend en rood als een tomaat om de vijf minuten zijn tikker opnam. Ik vond het zwaar, maar vooral omwille van de angst dat ik een van beide zou moeten terugslepen op een geïmproviseerde berrie naar de lodge. Nooit ga ik meer met dat duo op pad, maar ik denk dat zij ook nooit meer op pad zullen gaan. ZUCHT van verlichting deze keer.

maandag 7 januari 2013


Aangezien ik net een mailbox vol bezorgde berichten heb geopend, dacht ik het raadzaam even de gemoederen te bedaren. Ik ben gesmolten door een massieve hittegolf noch tot as gereduceerd, hoewel... AS... Daar moet ik nog eens over nadenken in een filosofische bui. 
Gisteren hebben we Sydney verlaten, net op tijd, want het is er nu boven de 40 graden en dat is net iets teveel van het goede. We zijn richting noorden getrokken, want richting zuiden staat alles in lichterlaaie en hoewel warmte wordt geaprecieerd, zijn er toch grenzen. Met de auto zijn we de Sunshine Coast opgereden door bizarre, onwerkelijke, lege landschappen. Boerderijen zoals bij ons met af en toe een palmboom, beetje Dali-achtig, maar ook pareltjes van stranden en baaien. Een gigantische slang is net niet doodgereden, ofwel waren het stuiptrekkingen die ze maakte toen ik achterom keek, maar ik opteer voor net niet doodgereden.
Momenteel zijn we aan het wachten op onze boot naar Fraser Island in een aangename 27 centigraden. Buiten wachten is er geen sikkepit te doen. We hebben overnacht in een trailortrash gehucht waar de prachtigste plekjes, die de receptioniste ons aanraadde, te vergelijken zijn met vervuilde dumpplaatsen van kerncentrales. We zijn dan maar sito presto weggegaan alvorens er een derde oor op mijn bil zou ontspruiten. Komt daar nog eens bij dat het strandje waar we even wilde rusten werd overspoeld door 11 000 jongeren (volgens mij bevinden er zich geen andere jongeren meer in heel de rest van de staat) dus wachten is echt de beste optie. En dan kan ik nog eens wat schrijven.
Aangezien ik mij in een existentiële crisis bevind is het niet altijd even makkelijk ten volle te bevatten in welke paradijslijke omgeving ik mij wel niet beweeg. Het is een uitdaging los te laten wat losgelaten moet worden en mij gewoon over te geven aan de orde van het moment. Alles is steeds in beweging... En blijkbaar moet ik gewoon mee, maar amaai, dat is soms zooooooo moeilijk!
Ik beloof dat de komende berichtgeving iets meer om het lijf zal vatten en misschien meer zal vrolijke noten bevatten, maar voor nu is het salut!